De kraamafdeling van het St. Thorn Medical Center was ongewoon druk. Hoewel alles erop wees dat de bevalling volkomen normaal verliep, waren er twaalf artsen, drie hoofdverpleegkundigen en zelfs twee kindercardiologen aanwezig. Niet vanwege de levensbedreigende situatie, niet vanwege de diagnose – het was gewoon… de beelden waren verwarrend.
ADVERTENTIE
Het hart van de foetus klopte met een betoverende regelmaat: krachtig, snel, maar te zacht. Eerst dachten ze dat de apparatuur defect was. Toen dachten ze dat het een softwarefout was. Maar toen drie verschillende echo’s en vijf specialisten hetzelfde vastlegden, werd het geval als ongebruikelijk herkend – niet gevaarlijk, maar wel een geval dat speciale aandacht vereiste.
Amira was 28. Ze was gezond, de zwangerschap verliep soepel, zonder complicaties, klachten of angsten. Het enige wat ze vroeg was:
ADVERTENTIE
“Maak mij alsjeblieft geen observatieobject.”
Alleen ter illustratie
Om 8.43 uur in de ochtend, na twaalf uur van pijnlijke weeën, verzamelde Amira haar laatste krachten – en de wereld bevroor.
Niet uit angst. Uit verbazing.
De jongen werd geboren met een warme huidskleur, zachte krullen die aan zijn voorhoofd kleefden en grote ogen die eruit zagen alsof ze alles al begrepen. Hij huilde niet. Hij ademde gewoon. Gelijkmatig, kalm. Zijn kleine lichaam bewoog vol zelfvertrouwen, en plotseling kruisten zijn ogen die van de dokter.
ADVERTENTIE
Dr. Havel, die meer dan tweeduizend baby’s op de wereld had gezet, verstijfde. Er zat geen chaos in die blik van de pasgeboren wereld. Er zat betekenis in. Alsof het kind wist waar hij was.
ADVERTENTIE
“O mijn god,” fluisterde een van de verpleegsters. “Hij kijkt echt naar je…”
Havel boog zich voorover en fronste:
“Het is een reflex,” zei hij, meer tegen zichzelf dan tegen de anderen.
En toen gebeurde er iets ongelooflijks.
Eerst viel een van de ECG-monitors uit. Toen de tweede. Het apparaat dat de pols van de moeder registreerde, gaf een luid alarm. De lichten gingen even uit en gingen toen weer aan – en plotseling begonnen alle schermen in de kamer, zelfs in de kamer ernaast, in hetzelfde ritme te werken. Alsof iemand ze dezelfde polsslag had gegeven.
‘Ze synchroniseerden,’ zei de verpleegster, die haar verbazing niet verborg.
Havel liet het instrument vallen. De baby trok voorzichtig aan de hendel richting de monitor – en toen klonk de eerste kreet. Luid, helder, vol leven.
De schermen blokkeerden en hervatten hun normale werking.
Nog een paar seconden lang was het stil in de kamer.
“Het was… vreemd,” zei de dokter uiteindelijk.
vervolg op de volgende pagina