Strooi suiker (en vanillesuiker indien gebruikt) op je werkblad.
Rol het bladerdeeg uit op het gesuikerde oppervlak.
Bestrooi ook de bovenkant van het deeg met suiker.
Rol er zachtjes overheen met een deegroller zodat de suiker goed in het deeg gedrukt wordt.
3. Vouwen:
Vouw de lange zijden van het bladerdeeg naar het midden toe.
Herhaal dit nog een keer zodat beide zijden elkaar in het midden raken.
(Optioneel: bestrijk het deeg voor het vouwen met een beetje gesmolten boter voor extra goudbruine, knapperige laagjes.)
4. Snijden:
Snijd het opgevouwen deeg in plakjes van ongeveer 1 cm dik.
5. Bakken:
Leg de plakjes op een bakplaat bekleed met bakpapier, met wat ruimte ertussen.
Bak 12–15 minuten, draai halverwege voorzichtig om, totdat beide kanten goudbruin en gekaramelliseerd zijn.
Laat afkoelen op een rooster
